Hoofdstuk 27

De genezing van de droom

II. De angst voor genezing

 

1. Is genezing angstaanjagend? Voor velen wel. Want een aanklacht vormt een belemmering voor liefde, en beschadigde lichamen zijn aanklagers. Ze staan onwrikbaar in de weg van vertrouwen en vrede, en verkondigen dat zij die zwak zijn geen vertrouwen kunnen hebben en zij die beschadigd zijn geen reden hebben tot vrede. Wie is er verwond door toedoen van zijn broeder en kan hem desondanks liefhebben en vertrouwen? Hij heeft aangevallen en zal opnieuw aanvallen. Bescherm hem niet, want jouw beschadigde lichaam laat zien dat jij tegen hem moet worden beschermd. Vergeving mag dan een daad van naastenliefde zijn, maar komt hem niet toe. Hij kan voor zijn schuld wel medelijden krijgen, maar er niet van worden verschoond. En als je hem zijn overtredingen vergeeft, draag je slechts bij aan alle schuld die hij werkelijk heeft verdiend.

 

Deze alinea bevat een eenvoudige maar uitdagende boodschap: We zijn bang voor de genezing van ons lichaam omdat een lijdend lichaam fysiek of emotioneel een effectieve aanklager is. En we willen een aanklager zijn. Een ziek lichaam is een krachtige getuigenis van de zonden van onze broeders. Het is het belangrijkste bewijs in onze zaak tegen hen.

 

Toepassing : Denk aan een lichamelijk of emotioneel probleem waaraan je lijdt, en vraag jezelf af: 'Wie houd ik hier verantwoordelijk voor, in elk geval voor een deel?'

Vraag jezelf vervolgens af: 'Is het mogelijk dat ik hier niet van wil genezen, omdat ik dan het bewijs van de schuld van deze persoon opgeef?'

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Zij die niet genezen zijn, kunnen niet vergeven. Want zij zijn de getuigen dat vergeving onrechtvaardig is. Ze willen de gevolgen vasthouden van de schuld waaraan ze voorbijzien. Maar niemand kan een zonde vergeven die naar zijn overtuiging werkelijk is. En wat gevolgen heeft, moet werkelijk zijn, want wat het heeft aangericht is voor iedereen zichtbaar. Vergeving is geen medelijden, dat er slechts naar streeft vergiffenis te schenken voor wat het denkt dat de waarheid is. Het kwade kan niet met het goede worden vergolden, want vergeving roept niet eerst de zonde in het leven om die vervolgens te vergeven. Wie kan zeggen en ook menen: ‘Mijn broeder, jij hebt mij verwond, maar toch, omdat ik van ons twee de beste ben, schenk ik jou vergiffenis voor mijn pijn.’ Zijn vergiffenis en jouw pijn kunnen niet naast elkaar bestaan. De een ontkent het bestaan van de ander en maakt die noodzakelijkerwijs onwaar.

 

We kunnen iemand niet werkelijk vergeven zolang onze denkgeest niet genezen is en nog in schuld gelooft: 'Niemand kan een zonde vergeven die naar zijn overtuiging werkelijk is. En wat gevolgen heeft [lichamelijk lijden], moet werkelijk zijn'. Misschien vergeven we uit medelijden, wat betekent dat we ons een beter mens voelen dan de ander: 'Je hebt mij pijn gedaan, maar uit de goedheid van mijn hart vergeef ik je dat'. Beschuldiging en vergeving kunnen niet tegelijk bestaan, want ze zijn elkaars tegengestelden.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

3. Van zonde getuigen en ze toch vergeven is een paradox die de rede niet kan zien. Want ze houdt vol dat wat jou is aangedaan geen vergiffenis verdient. En door die te schenken verleen jij je broeder gratie, maar behoud jij het bewijs dat hij niet echt onschuldig is. De zieken blijven aanklagers. Ze kunnen hun broeders noch zichzelf vergeven. Want niemand in wie ware vergeving rust kan lijden. Hij houdt zijn broeder niet het bewijs van zonde voor ogen. En dus moet hij daaraan hebben voorbijgezien en die aan zijn eigen blik hebben onttrokken. Vergeving kan niet wél voor de een, en niet voor de ander zijn. Wie vergeeft is genezen. En in zijn genezing ligt het bewijs dat hij waarlijk heeft vergeven, en geen spoortje van de veroordeling behoudt die hij zichzelf of enig levend wezen nog steeds aanrekenen wil.

 

Ware vergeving betekent het loslaten van de overtuiging dat onze broeder heeft gezondigd. Dit betekent dat er dus ook geen gevolgen kunnen zijn. In de wereld beoefenen wij 'vergeving-ter-vernietiging' (L2.II), het soort vergeving waarbij we zonde eerst werkelijk maken om deze vervolgens 'over het hoofd te zien'. Dit is vernietigend omdat we anderen alleen maar laten zien wat ze ons hebben aangedaan 'de zieken blijven aanklagers' — en daarmee hun zondigheid en schuld in stand houden.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Vergeving is niet echt als ze geen genezing brengt voor jouw broeder én jouzelf. Je dient ervan te getuigen dat zijn zonden op jou geen effect hebben, om aan te tonen dat ze niet werkelijk zijn. Hoe kan hij anders schuldeloos zijn? En hoe kan zijn onschuld gerechtvaardigd zijn, tenzij zijn zonden geen gevolgen hebben waarmee schuld kan worden gerechtvaardigd? Zonden liggen buiten het bereik van vergeving juist omdat ze gevolgen met zich meebrengen die niet in hun geheel ongedaan kunnen worden gemaakt en waaraan niet totaal kan worden voorbijgezien. In het feit dat ze ongedaan worden gemaakt ligt het bewijs dat het slechts vergissingen zijn. Laat je genezen opdat je vergevingsgezind mag zijn, waardoor jij je broeder en jouzelf verlossing schenkt.

 

We kunnen onze broeders tonen dat hun zonden niet werkelijk zijn, door hen geen vergeving-ter-vernietiging te schenken: tegen hen zeggen dat we hen vergeven, terwijl we tegelijkertijd laten merken dat ze ons hebben gekwetst. Door voorbij hun gedrag hun zondeloosheid te erkennen, vergeven en genezen we hen werkelijk en daarmee onszelf en het gehele Zoonschap.

 

Toepassing : Denk aan iemand van wie je denkt dat hij of zij je heeft gekwetst.

Probeer in contact te komen met je verlangen om deze persoon de pijn te laten zien die hij/zij heeft veroorzaakt.

Realiseer je dan dat dit niet-vergeven is en zeg:

Ik kan niet gekwetst worden, en ik wil mijn broeder niets anders don mijn heelheid laten zien. (T5.IV.4:4).

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. Een gebroken lichaam toont dat de denkgeest niet genezen is. Een wonder van genezing bewijst dat de afscheiding zonder gevolg is. Wat je hem wilt bewijzen, zul jij zelf geloven. De kracht van het getuigenis komt voort uit jouw overtuiging. En alles wat jij zegt of doet of denkt, getuigt slechts van wat je hem onderwijst. Je lichaam kan een middel zijn om te onderwijzen dat het nooit pijn heeft geleden door toedoen van hem. En door te genezen kan het hem het stille getuigenis van zijn onschuld schenken. Het is dit getuigenis dat kan spreken met een kracht groter dan van duizend tongen. Want hier krijgt hij het bewijs van zijn vergeving.

 

De term 'stille getuigenis' geeft aan dat we niets hoeven te doen of te zeggen wat getuigt van onze genezing. Die vindt immers plaats op de enige plek waar de ziekte zich bevond: als een gedachte in de denkgeest. Liefde, vrede en verdedigingsloosheid zijn de gevolgen van genezing, en de 'stille getuigen' die onze broeders laten zien dat ze niets gedaan hebben wat schuld rechtvaardigt. 'Het is dit getuigenis dat kan spreken met een kracht groter dan van duizend tongen'.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Een wonder kan hem niets minder schenken dan het jou gegeven heeft. Zo laat jouw genezing zien dat je denkgeest is genezen, en vergeven heeft wat hij niet heeft gedaan. En zo is hij ervan overtuigd dat zijn onschuld nooit verloren ging, en is hij samen met jou genezen. Aldus maakt het wonder al de dingen ongedaan waarvan de wereld getuigt dat ze nooit ongedaan kunnen worden gemaakt. En hopeloosheid en dood moeten verdwijnen ten overstaan van het aloude klaroengeschal van het leven. Dit geschal heeft een kracht die het zwakke en ellendige gejammer van dood en schuld verre overstijgt. De aloude roep van de Vader tot Zijn Zoon, en van de Zoon tot het Zijne, zal de laatste bazuin zijn die de wereld ooit horen zal. Broeder, er is geen dood. En dit leer je wanneer jij niets anders wenst dan je broeder te laten zien dat hij jou geen leed berokkend heeft. Hij denkt dat jouw bloed aan zijn handen kleeft, en dus is hij veroordeeld. Toch is het jou gegeven hem door jouw genezing te laten zien dat zijn schuld slechts het spinsel is van een zinloze droom.

 

Het wonder van vergeving bevrijdt zowel onszelf als onze broeders. 'Het wonder maakt al de dingen ongedaan waarvan de wereld getuigt dat ze nooit ongedaan kunnen worden gemaakt'. We doen elkaar wrede dingen aan in deze wereld! En het lijkt alsof sommige daarvan onmogelijk ongedaan kunnen worden gemaakt. Maar Jezus zegt dat dit wél mogelijk is, omdat het ongedaan maken niet in de illusoire wereld plaatsvindt, maar in de denkgeest, waar ze in feite nooit hebben bestaan. Het 'klaroengeschal van het leven' verwijst naar de overwinning van het leven op de dood in een passage van Paulus: 'Wij zullen niet allen sterven, maar wel allen van gedaante veranderen, opeens, in een oogwenk, bij de laatste bazuin ..... De dood is verslonden, de zege is behaald! Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw angel?' (1 Korintiërs 15:51-55). 'De laatste bazuin die de wereld ooit horen zal' zal klinken wanneer we geleerd hebben niets anders te wensen dan onze broeders te laten zien dat ze, ongedacht hun gedrag in de wereld, in werkelijkheid zondeloos zijn evenals wijzelf.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

7. Hoe rechtvaardig zijn wonderen! Want ze geven een gelijkwaardig geschenk van volledige bevrijding van schuld aan jouw broeder en jezelf. Jouw genezing bespaart hem pijn, zowel als jou, en jij bent genezen omdat jij voor hem het beste hebt gewenst. Dat is de wet waaraan het wonder gehoorzaamt: dat genezing totaal geen speciaalheid ziet. Ze komt niet voort uit medelijden, maar uit liefde. En liefde bewijst dat alle lijden slechts vergeefse verbeelding is, een dwaze wens zonder gevolgen. Jouw gezondheid is het gevolg van je verlangen jouw broeder zonder bloedbesmeurde handen of schuldbeladen hart te zien, bezwaard door het bewijs van zijn zonde. En wat jij wenst wordt jou te zien gegeven.

 

Wonderen zorgen voor een omslag in de denkgeest, de plaats waar we allen één zijn. Wanneer we bereid zijn onze broeder ware vergeving te schenken, vindt dáár de genezing plaats die voor iedereen gelijk is, want 'genezing ziet geen speciaal heidt. Ze weet dat lijden onderdeel is van de egodroom van de wereld en dat Gods Zoon niet kan lijden (WdI.110). Ons diepste verlangen is onze broeder te bevrijden van de schuld die we op hem hebben geprojecteerd. Wanneer we dat doen zullen we onze innerlijke gezondheid herwinnen.

 

Toepassing : Denk weer aan iemand die jou in jouw ogen heeft gekwetst, en zeg:

Mijn innerlijke gezondheid is het gevolg van mijn verlangen om [naam] zonder bloedbesmeurde handen of schuldbeladen hart te zien, bezwaard door het bewijs van zijn/haar zonde. [Naam], ik wens jou het beste: volledige bevrijding van schuld.

 

Als we dit oprecht menen, nodigen we het wonder uit. En als het wonder zijn intrede doet, kiest het niet uit wie hem waard is. Het geneest zowel ons als onze broeder, zonder onderscheid. Want het is rechtvaardig, en rechtvaardigheid is volkomen onpartijdig.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

8. De ‘kostprijs’ van jouw sereniteit is de zijne. Dit is de ‘prijs’ die de Heilige Geest en de wereld verschillend interpreteren. De wereld beschouwt die als vaststelling van het ‘feit’ dat jouw verlossing het offer van de zijne vraagt. De Heilige Geest weet dat jouw genezing getuigt van de zijne, en totaal niet los van die van hem kan staan. Zolang hij ermee instemt te lijden, zul jij ongenezen blijven. Maar jij kunt hem laten zien dat zijn lijden zinloos is en totaal geen oorzaak heeft. Toon hem jouw genezing, en hij zal niet langer ermee instemmen te lijden. Want zijn onschuld is in zijn zicht en dat van jou bekrachtigd. En een lachen zal jouw zuchten vervangen, omdat Gods Zoon zich herinnerd heeft dat hij Gods Zoon is.

 

Als wij zouden zeggen: 'De kostprijs van mijn sereniteit is die van mijn broeder', wat zouden we daar dan mee bedoelen? In de wereld zou het betekenen dat we sereniteit zouden verwerven ten koste van die van onze broeder; dat we alleen sereniteit kunnen bezitten als hij die niet bezit. Maar voor de Heilige Geest betekent het dat onze sereniteit 'getuigt van de zijne, en totaal niet los van die van hem kan staan'. Dat geldt ook voor lijden: 'Zolang hij [je broeder] ermee instemt te lijden, zul jij ongenezen blijven'. Dit klinkt alsof wij veroordeeld zijn tot ziekte totdat onze broeder ervoor kiest om te genezen. Maar dat is niet zo, want we hebben alleen onze eigen weigering om te vergeven op hem geprojecteerd. Wanneer we hem laten zien dat zijn gedrag ons niet heeft gekwetst — en dus vergeving tonen 'zal hij niet langer ermee instemmen te lijden'. En dan kunnen we lachen om het nietig dwaas idee dat we iets anders zijn dan Gods schuldeloze Zoon.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

9. Wie is er dan bang voor genezing? Alleen degenen die het offer en de pijn van hun broeder zien als iets wat hun eigen sereniteit vertegenwoordigt. Hun hulpeloosheid en zwakte vormen de basis van de rechtvaardiging van zijn pijn. De zeurende angel van schuld waaronder hij lijdt dient als bewijs dat hij slaaf is, maar zij vrij zijn. De aanhoudende pijn die ze lijden toont aan dat zij vrij zijn omdat ze hem gebonden houden. En ziekte wordt wenselijk om te beletten dat het evenwicht in het offer verschuift. Hoe zou de Heilige Geest een ogenblik lang, of minder nog, ervan afgehouden kunnen worden een dergelijk argument voor ziekte te weerleggen? En is het nodig dat jouw genezing wordt uitgesteld omdat jij even stilstaat om naar waanzin te luisteren?

 

We keren terug naar openingsvraag van deze paragraaf: 'is genezing angstaanjagend?' Deze vraag wordt hier geformuleerd als 'Wie is er bang voor genezing?' Het antwoord luidt: wij, wanneer we de verklaring in de vorige alinea 'De 'kostprijs' van jouw sereniteit is de zijne' — hebben geïnterpreteerd op de manier van de wereld; wij, wanneer we denken dat onze sereniteit onze broeder de zijne kost; wij, wanneer we geloven dat we zelf vrij zijn van schuld als we een ander schuldig kunnen verklaren, door de pijn die hij ons lijkt te hebben aangedaan in stand te houden. Ook al is dit duidelijk een offer dat we zelf moeten brengen, we beschouwen het als de moeite waard, omdat het ervoor zorgt dat de ander nog meer opoffert. Dat is de reden waarom we bang zijn voor genezing, want genezing zou het bewijs van de schuld van de ander wegnemen en daarmee de schuld zelf, waardoor we onze sereniteit zouden verliezen. Dan is de balans van het offeren verschoven: onze broeder is er volledig van verlost en wij brengen alle offers. Dit lijkt op een verwrongen manier logisch te zijn, maar laten we eerlijk zijn: het is krankzinnig. Waarom straffen we onszelf, alleen maar om iemand anders te kunnen straffen? En vooral: waarom stellen we onze genezing uit door naar deze ego-waanzin te luisteren?

 

Toepassing : Stel vast of je jezelf op de een of andere manier hebt bestraft of pijn hebt gedaan, zodat je iemand anders kon laten zien dat hij of zij je die pijn heeft bezorgd?

Als dat zo is, zeg dan:

Is het nodig dat ik mijn genezing uitstel omdat ik stilsta om naar waanzin te luisteren?

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

10. Correctie is niet jouw functie. Ze komt toe aan Iemand die weet heeft van rechtvaardigheid, niet van schuld. Als jij je de rol van corrector aanmeet, verlies je de functie van vergeving. Niemand kan vergeven totdat hij leert dat correctie slechts dient om te vergeven en nooit om te beschuldigen. Op eigen kracht kun je niet zien dat ze hetzelfde zijn, en daarom behoort correctie jou niet toe. Identiteit en functie zijn hetzelfde, en door je functie ken jij jezelf. En als jij dus jouw functie met de functie van een Ander verwart, moet je wel in verwarring zijn over jezelf en over wie jij bent. Wat is de afscheiding anders dan de wens om God Zijn functie te ontnemen, en te ontkennen dat ze Hem toebehoort? Maar als ze de Zijne niet is, is ze niet de jouwe, want je verliest noodzakelijkerwijs wat je weg wilt nemen.

 

Wij worden elke dag geconfronteerd met de vergissingen van anderen waarmee we in feite de aanvallen van anderen bedoelen — en we zijn geneigd daar op twee manieren op te reageren: degenen die de vergissingen begaan ofwel corrigeren ofwel vergeven. Hen corrigeren betekent in onze ogen dat we hen laten weten wat ze verkeerd hebben gedaan, zodat hun schuldbesef hen aan zal zetten tot verandering. Hen vergeven lijkt het tegenovergestelde hiervan te zijn. De Heilige Geest ziet dit echter anders. Hij weet dat deze persoon zich in de denkgeest al bewust is van zijn vergissing en zich daar al schuldig over voelt. Daarom kent Hij slechts één reactie: de vergissing van deze persoon corrigeren door hem te leren dat hij reeds vergeven is. Daarom moeten wij onze vergevingsfunctie op ons nemen en de correctie overlaten aan de Heilige Geest. Wanneer we Zijn rol als Corrector overnemen proberen we voor God te spelen. We proberen ons de functie van God toe te eigenen en dat is de essentie van de afscheiding.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

11. In een gespleten denkgeest kan de identiteit niet anders dan verdeeld lijken. Ook kan niemand een functie als eenduidig zien als die tegenstrijdige doelstellingen en uiteenlopende bestemmingen heeft. Correctie moet voor een denkgeest die zo gespleten is, wel een manier zijn om de zonden die jij denkt te bezitten, in iemand anders te bestraffen. En zo wordt hij jouw slachtoffer, niet je broeder, en in zoverre van jou verschillend dat hij schuldiger is, en dus correctie nodig heeft van jou als degene die onschuldiger is dan hij. Hierdoor wordt zijn functie van de jouwe afgesplitst, en krijgen jullie beiden een andere rol. En op die manier kunnen jullie niet als één worden gezien, met een eenduidige functie die zou duiden op een gezamenlijke identiteit die maar één bestemming heeft.

 

De begrippen identiteit, functie en doel/doelstelling/bestemming horen bij elkaar. Wanneer we onze identiteit als anders zien dan die van onze broeders, zien we ook onze functie en ons doel als anders dan die van hen. Dit leidt tot een inmiddels bekende zienswijze: als mijn identiteit onschuld is, is die van mijn broeder schuld. Mijn functie is dus hem te corrigeren dat wil zeggen: hem op zijn fouten wijzen terwijl zijn functie eruit bestaat zijn straf te incasseren, zich te bekeren en te veranderen. Gezien deze fundamentele verschillen is het daarom moeilijk te geloven dat we op weg zijn naar hetzelfde doel en op dezelfde plek zullen eindigen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

12. De correctie die jij uitvoert moet wel afscheiden, want dat is de functie die jij eraan gegeven hebt. Wanneer jij ziet dat correctie hetzelfde is als vergiffenis, dan weet je eveneens dat de Denkgeest van de Heilige Geest en die van jou Eén zijn. En zo wordt jouw eigen Identiteit gevonden. Hij moet echter werken met wat Hem gegeven is, en jij verleent Hem slechts toegang tot de helft van je denkgeest. En dus vertegenwoordigt Hij de andere helft, en lijkt Hij een andere bedoeling te hebben dan degene die jij koestert en waarvan jij denkt dat ze de jouwe is. Zo lijkt jouw functie inderdaad verdeeld, waarbij de ene helft in strijd is met de andere. En deze twee helften schijnen een splitsing te zien te geven binnen een zelf dat als tweeledig wordt gezien.

 

Onze opvatting over corrigeren ondersteunt de afscheiding, maar voor de Heilige Geest zijn vergeven en corrigeren hetzelfde. Beide maken onderdeel uit van de Verzoening, en in dat opzicht is onze functie en die van de Heilige Geest één. Wanneer we dat beseffen hebben we onze ware Identiteit gevonden. Omdat onze gespleten denkgeest verdeeld is in een onjuist gericht deel het domein van het ego en een juist gericht deel het domein van de Heilige Geest lijkt ook onze functie verdeeld te zijn. Maar aangezien de afscheiding nooit heeft plaatsgevonden en het ego dus niet werkelijk is, hoeven we alleen maar te luisteren naar de Heilige Geest in onze juist gerichte denkgeest om te leren dat er geen 'ander deel' is, en onze functie even eenduidig is als de Zijne.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

13. Bedenk hoe deze zelfwaarneming zich wel moet uitbreiden, en zie daarbij niet het feit over het hoofd dat iedere gedachte zich uitbreidt omdat dit haar doel is, door te zijn wat ze werkelijk is. Vanuit het idee van een tweeledig zelf komt noodzakelijkerwijs de zienswijze voort van een functie die tussen de twee is opgesplitst. En wat jij wilt corrigeren is maar de halve fout, terwijl je denkt dat het de hele is. De zonden van jouw broeder worden het voornaamste doelwit voor correctie, opdat niet jouw fouten en die van hem als één worden gezien. De jouwe zijn vergissingen, maar de zijne zijn zonden en niet hetzelfde als die van jou. De zijne verdienen straf, terwijl die van jou in alle eerlijkheid door de vingers moeten worden gezien.

 

Aangezien we geloven dat we afgescheiden en daardoor zondig zijn, is het belangrijk om onze zonde op anderen te projecteren zodat we zelf zondeloos lijken te zijn. We worden de corrector, de bestraffer, terwijl onze broeder de gecorrigeerde wordt, de gestrafte. We beschouwen onze vergissingen als onschuldige misvattingen die over het hoofd moeten worden gezien, terwijl de vergissingen van onze broeders zonden zijn die bestraft moeten worden. Dit alles is een wanhopige poging om het feit te verbergen dat, aangezien we in werkelijkheid één zijn, onze vergissingen in essentie precies hetzelfde zijn.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

14. In deze interpretatie van correctie zul jij je eigen vergissingen niet eens zien. De focus van de correctie is buiten jezelf geplaatst, op iemand die geen deel van jou kan zijn zolang deze waarneming duurt. Wat veroordeeld is kan nooit aan zijn aanklager worden teruggegeven, die het haatte en het nog steeds haat als symbool van zijn angst. Dit is jouw broeder, focus van je haat, onwaardig om deel van jou te zijn en dus buiten jou gelegen; de andere helft, die is afgewezen. En alleen wat er resteert zonder zijn tegenwoordigheid wordt waargenomen als alles wat er van jou is. Voor deze resterende helft moet de Heilige Geest de andere helft vertegenwoordigen, totdat jij inziet dat het de andere helft is. En dat doet Hij door jou en hem een functie te geven die één is en niet verschilt.

 

Dit alles is een truc die door het ego ontworpen is om twee dingen buiten onszelf te houden: onze zonden en onze broeder. Zolang we de vergissingen van onze broeders, op wie we ons eigen gevoel van zondigheid hebben geprojecteerd, aanvallen, zijn onze vergissingen van tafel. Ze doen er niet meer toe. Ze hoeven niet gecorrigeerd te worden en hebben geen genezing nodig. En aangezien onze broeder besmet is met zonde, moet hij zich buiten ons bevinden. Hij kan geen deel van ons zijn. De taak van de Heilige Geest is het vertegenwoordigen van 'de andere helft' van de denkgeest, totdat we ons realiseren dat het de andere helft is. Gods Zoon is één en heel, evenals zijn denkgeest.

 

Toepassing : Denk aan iemand met wie je een conflict hebt. Realiseer je dat jullie verschillende identiteiten lijken te hebben: de een is schuldig, de ander onschuldig. Realiseer je ook dat jullie daardoor verschillende functies lijken hebben: jouw taak is corrigeren en zijn taak is correctie ontvangen. Realiseer je ten slotte dat het gaat om zijn fouten. Jij hebt vergissingen begaan, maar hij zonden. Hij verdient straf, terwijl jouw vergissingen alleen maar gecorrigeerd hoeven te worden. Zeg nu in gedachten tegen deze persoon:

Mijn vergissingen zijn hetzelfde als de jouwe, alleen de vorm is anders.

Mijn functie is hetzelfde als de jouwe.

Mijn identiteit is hetzelfde als de jouwe; we zijn beiden even onschuldig.

Door mijn vergissingen te laten corrigeren door de Heilige Geest,

worden tegelijkertijd de jouwe gecorrigeerd.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

15. Correctie is de functie die beiden is gegeven, maar niet aan een van beiden alleen. En wanneer ze als een gezamenlijke functie wordt vervuld, moet ze vergissingen corrigeren in jou én hem. Ze kan niet in de een vergissingen ongenezen laten, en de ander bevrijden. Dat is een verdeeld doel dat niet gezamenlijk kan zijn, en dus kan het niet het doel zijn waarin de Heilige Geest dat van Hem ziet. En je kunt er gerust op zijn dat Hij geen functie zal vervullen die Hij niet als de Zijne ziet en herkent. Want alleen op die manier kan Hij die van jou intact houden, ondanks Jullie afwijkende gezichtspunten over de aard van jouw functie. Als Hij een verdeelde functie instandhield, zou jij zeker verloren zijn. Zijn onvermogen om Zijn doel te zien als verdeeld en verschillend voor jou en hem vrijwaart jou van het besef van een functie die niet de jouwe is. En zo wordt jou én hem genezing geschonken.

 

Jezus benadrukt keer op keer dat we één gezamenlijke functie hebben. In de vorm zijn ze verschillend, maar de inhoud is altijd hetzelfde: door middel van vergeving (onze functie) onze vergissingen laten corrigeren door de Heilige Geest (Zijn functie), waardoor onze denkgeest kan genezen en heel worden. En samen met de onze wordt ook de denkgeest van onze broeder genezen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

16. Correctie moet worden overgelaten aan Iemand die weet dat correctie en vergeving hetzelfde zijn. Met een halve denkgeest wordt dit niet begrepen. Laat correctie dan ook over aan de Denkgeest die verenigd is, en als één geheel functioneert omdat hij niet gespleten is wat zijn doel betreft, en een enkelvoudige functie als zijn enige functie opvat. Hier wordt de functie die hem gegeven is begrepen als die van Hemzelf, en niet als een die losstaat van degene die haar Gever behoudt, omdat die is gedeeld. In Zijn aanvaarding van deze functie ligt het middel besloten waarmee jouw denkgeest wordt eengemaakt. Zijn enkelvoudig doel verenigt de helften van jou die jij als gescheiden ziet. En ieder vergeeft de ander, opdat hij zijn andere helft als deel van hem aanvaarden mag.

 

'De Denkgeest die verenigd is' is de Denkgeest van de Heilige Geest, onze broeders en onszelf. Alleen deze verenigde Denkgeest is in staat om te begrijpen dat correctie en vergeving hetzelfde zijn. Wanneer we onze functie aanvaarden, en het onjuist gerichte deel van onze denkgeest door vergeving is genezen, is de denkgeest één geheel geworden en in zijn heelheid verenigd met die van al onze broeders.

(Toelichtingen door Robert Perry)