Hoofdstuk 18

Het voorbijgaan van de droom

VIII. De kleine tuin

 

1. Alleen het lichaamsbewustzijn is in staat liefde beperkt te doen lijken. Want het lichaam is een beperking van liefde. Het geloof in beperkte liefde lag aan de oorsprong ervan, en het werd gemaakt om het onbeperkte te beperken. Denk niet dat dit louter zinnebeeldig is, want het werd gemaakt om jou te beperken. Kun jij die jezelf in een lichaam ziet jezelf kennen als een idee? Alles wat jij ziet vereenzelvig je met uiterlijkheden, met iets buiten zichzelf. Je kunt niet eens denken aan God zonder een lichaam, of in een of andere vorm die je denkt te herkennen.

 

Het lichaam is gemaakt om liefde te beperken, en daar is het uitstekend in geslaagd. Hoeveel liefde hebben we nog over voor anderen, na alle aandacht en zorg die we ons lichaam hebben gegeven? Als we geneigd zijn om te denken dat dit best nog veel is, verzekert Jezus ons ervan dat dit niet zo is. Het lichaam is letterlijk gemaakt om ons te beperken, om ons klein en eindig te doen lijken. We kunnen onszelf niet zien als een vormloos idee. En niet alleen onszelf, maar ook alles en iedereen om ons heen zien we als een vorm, ook God. Want zelfs als we Hem niet zien als een lichaam, maar bijvoorbeeld als een stralend licht, zien we een vorm.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

2. Het lichaam kan niet kennen. En zolang je jouw bewustzijn tot zijn nietige zintuigen beperkt, zul je de grootheid die jou omringt niet zien. God kan niet in een lichaam komen, noch kun jij je daar met Hem verbinden. Het zal altijd lijken alsof een beperking van liefde Hem buitensluit, en jou van Hem gescheiden houdt. Het lichaam is een nietig hekje rond een klein deel van een glorierijk en compleet idee. Het trekt een cirkel, oneindig klein, rond een minuscuul segment van de Hemel dat zich van het geheel heeft afgesplitst, en het verkondigt dat jouw koninkrijk daarbinnen ligt, waar God geen toegang vindt.

 

3. Binnen dit koninkrijk heerst het ego, en wel onbarmhartig. En om dit spikkeltje stof te verdedigen gelast het jou tegen het universum de strijd aan te binden.

 

Gebaseerd op deze beschrijving stel ik mij het lichaam voor als een dijk die een klein eilandje omringt dat enigszins onder de zeespiegel ligt. De dijk sluit het eilandje af van de uitgestrekte oceaan van ons Zelf en van God. Hij laat geen druppel water van de oceaan door. Er zitten wel ramen in de dijk, maar deze bevatten speciaal gekleurd glas, dat alles wat blauw is uitfiltert. We kunnen het blauwe water van de oceaan dus niet zien, we zien alleen andere kleine eilandjes — de lichamen van de anderen — eveneens omringd door een ondoordringbare dijk. En we denken dat dit de werkelijkheid is. Binnen deze dijk regeert het ego als een tiran. Hij beveelt ons om constant oorlog te voeren tegen de andere eilandjes, zodat we ons kleine koninkrijkje kunnen behouden.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

Dit fragment van je denkgeest is er zo’n nietig deeltje van dat jij, kon je oog hebben voor het geheel, ogenblikkelijk in zou zien dat het net zoiets is als het kleinste zonnestraaltje in vergelijking tot de zon, of als het geringste rimpelingetje aan de oppervlakte van de oceaan. In zijn verbazingwekkende arrogantie heeft dit nietige zonnestraaltje besloten de zon te zijn, en roept dit nauwelijks waarneembare rimpelingetje zichzelf uit tot oceaan. Denk je eens in hoe alleen en angstig deze kleine gedachte is, deze oneindig kleine illusie, die zichzelf afgezonderd houdt tegenover het universum. De zon wordt de ‘vijand’ van het zonnestraaltje en wil het verslinden, en de oceaan jaagt het rimpelingetje angst aan en wil het verzwelgen.

 

Hier gebruikt Jezus twee metaforen voor de relatie tussen het onjuist gericht deel van onze denkgeest een zonnestraaltje of een rimpeling in het water — en het juist gerichte deel: de zon of de oceaan. Het zonnestraaltje zegt: 'ik ben de zon', en de rimpeling in het water zegt: 'ik ben de oceaan', net zoals het ego in de onjuiste gerichte denkgeest zegt: 'ik ben de hele denkgeest'. De zon en de oceaan worden gezien als het angstaanjagende onbekende. Terwijl dit 'onbekende' ons liefdevol wenkt om ons bij haar aan te sluiten, interpreteren we dit alsof het ons wil vernietigen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

4. Maar noch de zon noch de oceaan is zich zelfs maar bewust van al die vreemde en zinledige activiteit. Ze gaan gewoon voort, zich er niet van bewust dat ze door een nietig segmentje van henzelf worden gevreesd en gehaat. Zelfs dat segment is voor hen niet verloren, want los van hen zou het niet kunnen overleven. En wat het meent te zijn doet op geen enkele manier iets af aan zijn totale afhankelijkheid van hen voor zijn bestaan. Zijn hele bestaan bevindt zich nog steeds in hen. Zonder zon zou de zonnestraal zijn verdwenen, en zonder oceaan is de rimpeling ondenkbaar.

 

Terwijl het zonnestraaltje en de rimpeling wanhopig proberen stand te houden tegenover de 'vernietigende' zon en oceaan, zijn de zon en de oceaan zich totaal niet bewust van deze furieuze strijd. Ze gaan gewoon door met schijnen en stromen, niet wetend dat ze door een nietig segmentje van henzelf worden gevreesd en gehaat. Ze weten dat het straaltje en de rimpeling een onlosmakelijk deel van hen zijn. Terwijl het straaltje en de rimpeling denken dat ze alleen kunnen bestaan wanneer ze afgescheiden blijven van het geheel, is hun voortbestaan juist afhankelijk van hun eenheid met dat geheel.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

5. Dat is de vreemde positie waarin degenen in een wereld, bevolkt door lichamen, zich schijnen te bevinden. Elk lichaam lijkt een afzonderlijke denkgeest, een onverbonden gedachte te herbergen, die op zichzelf leeft en op geen enkele manier verbonden is met de Gedachte die hem heeft geschapen. Elk nietig fragment lijkt op zichzelf te staan, heeft weliswaar een ander nodig voor bepaalde zaken, maar is geenszins voor alles totaal van zijn ene Schepper afhankelijk; of heeft het geheel nodig om enige betekenis te krijgen, want op zichzelf betekent het niets. En evenmin heeft het afzonderlijk en op zichzelf enig leven.

 

Hier verklaart Jezus de metafoor. Dat doet hij vaak: een metafoor presenteren en deze vervolgens interpreteren, zodat er geen twijfel kan bestaan over zijn betekenis.

In deze wereld bevinden wij ons in dezelfde vreemde positie als het zonnestraaltje en de rimpeling in het water. We ervaren onszelf als een afgescheiden lichaam met een afgescheiden denkgeest. Voor sommige zaken zijn we weliswaar afhankelijk van anderen, maar niet voor alles en evenmin van God. Het bestaan van een God is misschien wel behulpzaam, maar of God nu wel of niet bestaat wij bestaan sowieso althans dat denken we.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

6. Evenals de zon en de oceaan gaat jouw Zelf voort, zonder acht te slaan op dit nietig deeltje dat zichzelf als jou beschouwt. Het ontbreekt niet; het zou niet kunnen bestaan als het afgescheiden was, noch zou het geheel zonder dat een geheel zijn. Het is geen afzonderlijk koninkrijk, geregeerd door een idee van afgescheidenheid van de rest. Ook wordt het niet door een hekwerk omsloten dat het belet zich met de rest te verbinden, en dat het van zijn Schepper gescheiden houdt. Dit kleine aspectje verschilt niet van het geheel, want het vormt er een continuüm mee en is er één mee. Het leidt geen afzonderlijk leven, want zijn leven is de eenheid waarin zijn wezen geschapen werd.

 

Jezus vervolgt zijn verklaring van de metafoor: 'Evenals de zon en de oceaan gaat jouw Zelf voort'. In onze ervaring bevinden we ons binnen een hekwerk van vlees. Dit hekwerk scheidt ons af van al het andere, zodat we ons daar niet mee kunnen verbinden. Dit is echter een illusie. Het hekwerk — het lichaam — ís er niet. Het is een droomlichaam. Er is geen muur rond onze denkgeest. Onze denkgeest is één geheel met de grenzeloosheid van ons ware Zelf en met God.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

7. Aanvaard dit kleine afgeschutte aspect niet als jezelf. De zon en de oceaan verzinken in het niet naast wat jij bent. De zonnestraal sprankelt alleen in het zonlicht, en de rimpeling danst omdat ze rust op de oceaan. Maar in zon noch oceaan ligt de macht die in jou rust. Wil jij in je nietige koninkrijkje blijven, als een armzalige koning, een verbitterd heerser over alles waar zijn oog op rust, die naar niets kijkt maar toch wil sterven om het te verdedigen? Dit kleine zelf is niet jouw koninkrijk. Hoog erboven uitgespannen en het met liefde omgevend staat het glorierijke geheel dat aan ieder deel al zijn geluk en diepe voldoening schenkt. Het kleine aspect dat jij meent te hebben afgezonderd, vormt geen uitzondering.

 

We kennen het beeld van de koning die heerst 'over alles waar zijn oog op rust'. We kennen ook het beeld van de zelfopofferende patriot, die zoveel van zijn land houdt dat hij bereid is 'te sterven om het te verdedigen'. Jezus heeft deze twee beelden met elkaar verenigd om ons kleine zelf te beschrijven. De koning is geen statige monarch, maar een 'armzalige koning' die letterlijk heerst over niets, maar toch bereid is voor dat niets te sterven. En het 'gevaar' waartegen hij dat niets denkt te moeten verdedigen, is in werkelijkheid de liefde van de hemel.

Met andere woorden: de koning is volkomen krankzinnig. Wij, in onze identificatie met het ego, zijn die koning. Maar ook dit niet-bestaande koninkrijkje is omgeven door het geluk en de voldoening van het ware Zelf, 'het glorierijke geheel dat aan ieder deel al zijn geluk en diepe voldoening schenkt'.

 

Toepassing : Herhaal de volgende tekst:

Ik weiger mijn kleine zelf te aanvaarden als wie ik ben.

Het is als een straaltje van de zon of een rimpeling in het water van de oceaan.

Maar zelfs de zon en de oceaan zijn niets vergeleken by de grootheid van mijn ware Zelf.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

8. Liefde kent geen lichamen en reikt naar alles wat werd geschapen als haar evenbeeld. Haar totaal gebrek aan beperking is haar betekenis. In haar geven is ze volkomen onpartijdig, en ze omvat slechts om te behoeden en volledig te behouden wat ze geven wil. Je hebt zo weinig in je nietige koninkrijkje! Zou dat dan niet de plaats zijn waar jij liefde wilt binnen nodigen? Kijk naar de woestijn die jouw koninkrijkje vormt: droog en onvruchtbaar, verschroeid en vreugdeloos. En word je bewust van het leven en de vreugde die de liefde erheen wil brengen van waar zij komt, en waar ze met jou naar terug wil keren.

 

De 'vijand' die ons kleine koninkrijk omringt en de muur daar omheen neer wil halen is liefde. Deze liefde houdt geen rekening met de barrière die ons lichaam opwerpt, ze wil alleen maar geven. En waarom zouden we haar geschenken niet willen? Het koninkrijk is onze denkgeest. Hoe zien we deze? Als een weelderige groene tuin met koel, levengevend water? Of als een woestijn, verschroeid door de hete gloed van haat en hongerend naar het water des levens, met niets dan schrale, stekelige gedachten die groeien in de kale grond?

Nogmaals, wij zijn de koning van dit koninkrijkje. We zijn depressief door de nietige en waardeloze verlatenheid van onze denkgeest. Maar tegelijkertijd sterven we liever dan toe te staan dat zijn grenzen worden geschonden, zelfs als deze 'schending' de binnenkomst is van levengevende liefde aan deze 'droge, onvruchtbare, verschroeide en vreugdeloze' plek.

 

Toepassing : Kun je je denkgeest zien als een woestijn? Kun je voelen hoe deprimerend dit is? Waarom wil je hem dan verdedigen? Waarom bewaak je zijn grenzen zo angstvallig?

Realiseer je dat jij de krankzinnige koning bent van dit koninkrijk, 'een verbitterd heerser over alles waar zijn oog op rust, die naar niets kijkt maar toch wil sterven om het te verdedigen'.

Zeg dan:

Ik nodig liefde uit in de woestijn van mijn denkgeest.

Ik wil het leven en de vreugde die zij mij brengt

Ik wil dat mijn denkgeest een vruchtbare en levengevende plek is.

Ik geef geen macht aan de muur van stof die mijn denkgeest lijkt te omringen.

Liefde kent geen grenzen.

Ik nodig liefde binnen.

Ik nodig liefde binnen.

 

Herhaal enkele keren: 'ik nodig liefde binnen', en wacht met een stille en kalme denkgeest op het antwoord van de liefde.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

9. De Gedachte van God omgeeft jouw kleine koninkrijk, en wacht aan de door jou opgeworpen barrière om binnen te komen en de dorre grond te beschijnen. Zie hoe het leven overal ontspringt! De woestijn wordt een tuin: groen, weelderig en vredig, die rust biedt aan hen die hun weg zijn kwijtgeraakt en ronddolen in het stof. Schenk hun een toevluchtsoord, door de liefde voor hen toebereid waar eens een woestijn was. En ieder die je verwelkomt zal uit de Hemel liefde voor jou meebrengen. Ze betreden één voor één dit heilig oord, maar zullen niet weggaan zoals ze gekomen zijn, – alleen. De liefde die ze met zich meebrachten zal bij hen blijven, zoals die ook bij jou blijven zal. En onder haar weldadigheid zal je kleine tuin uitgroeien, en zich uitstrekken naar eenieder die naar levend water dorst, maar die te moe werd om alleen verder te gaan.

 

Uiteindelijk komt de koning tot bezinning. Liefde heeft zolang op de poort van zijn nietige koninkrijk geklopt dat hij nu niet meer schreeuwt: 'Ga weg!', maar zachtjes zegt: Oké, kom maar binnen'. En dan verandert alles. Overal ontspringt het leven. De troosteloze woestijn verandert in een groene, weelderige, vredige tuin met koel, levengevend water. Het bord met 'Verboden toegang' is vervangen door een met de tekst: 'Hartelijk welkom'. Het is een oase geworden voor iedereen die verdwaald is in de woestijn. Ze komen alleen binnen, maar gaan samen weg, met zaden voor hun eigen stuk van de woestijn. Zo breidt de tuin zich uit totdat hij uiteindelijk de gehele woestijn bedekt.

Met deze poëtische beschrijving vertelt Jezus ons dat we onze denkgeest kunnen veranderen. De 'dorre woestijn' is het denksysteem van het ego, de wereld van onze speciale relaties die alle anderen uitsluiten. Wanneer we kiezen voor het denksysteem van de Heilige Geest helpt Hij ons heilige relaties aan te gaan die iedereen insluiten, zodat we samen de reis naar huis ondernemen in plaats van alleen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

10. Ga heen en vind hen, want zij brengen jouw Zelf met zich mee. En leid hen zachtjes naar je vredige tuin, en ontvang daar hun zegen. Zo zal die groeien en zich uitbreiden over de woestijn, en geen enkel eenzaam koninkrijkje voor de liefde afgesloten laten, noch jou achterlaten daarin. En je zult jezelf herkennen, en je kleine tuin zachtjes in het Koninkrijk der Hemelen zien herschapen worden, terwijl alle Liefde van zijn Schepper het doorstraalt.

 

Wanneer we eenmaal de Heilige Geest hebben binnengelaten in onze denkgeest, zullen we niet meer zoeken naar vijanden op wie we onze schuld kunnen projecteren, maar naar broeders met wie we onze liefde kunnen delen. We zullen in elkaar on ware Zelf herkennen en samen ontwaken uit de droom van de wereld.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

11. Het heilig ogenblik is jouw uitnodiging aan de liefde om in jouw kille, vreugdeloze rijk binnen te komen en het te herscheppen in een hof van vrede en verwelkoming. Het antwoord van de liefde is onvermijdelijk. Ze zal komen omdat jij zonder het lichaam bent gekomen, en geen hindernissen hebt opgeworpen die haar blije komst in de weg zouden staan. In het heilig ogenblik vraag je de liefde slechts wat ze eenieder schenkt, niet meer maar ook niet minder. Omdat jij alles vraagt, zul je alles ontvangen. En jouw stralende Zelf zal het nietige aspect dat jij voor de Hemel probeerde te verbergen rechtstreeks tot de Hemel verheffen. Geen enkel deel van de liefde doet tevergeefs een beroep op het geheel. 8 Geen enkele Zoon van God blijft buiten Zijn Vaderschap.

 

Hoe nodigen we de liefde uit in ons 'kille, vreugdeloze rijk'? Door in het heilig ogenblik ons lichaam en ai zijn behoeften te vergeten, zodat de liefde ongehinderd binnen kan komen. We hoeven niet terughoudend te zijn om dit te vragen. We zijn niet hebzuchtig. We vragen 'de liefde slechts wat ze eenieder schenkt'. Daarmee vragen we om alles en we zullen het ontvangen. Het is onmogelijk tevergeefs een beroep te doen op God.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

12. Wees hiervan overtuigd: op jouw zwakke verzoek heeft de liefde haar intrede gedaan in je speciale relatie, en wel volledig. Jij ziet niet dat de liefde gekomen is, omdat jij alle hindernissen die jij je broeder aanrekent, nog niet losgelaten hebt. En jij en hij zullen niet in staat zijn de liefde afzonderlijk welkom te heten. Jij kunt net zomin God alléén kennen als Hij jou zonder je broeder kent. Maar tezamen zijn jullie net zomin in staat je onbewust van de liefde te zijn als de liefde in staat zou zijn jullie níet te kennen, of zou verzuimen zichzelf in jullie te herkennen.

 

Jezus vertelt ons hier dat de liefde ons woestijnkoninkrijk al is binnengekomen, maar dat we nog niet in staat zijn om de volledige effecten daarvan te ervaren. We hebben onze grieven jegens anderen ook jegens degenen met wie we in onze denkgeest een heilige relatie zijn aangegaan nog niet allemaal of helemaal losgelaten en kunnen daardoor Gods liefde nog niet volledig ontvangen. Wanneer we eenmaal alle muren tussen ons koninkrijk en dat van anderen hebben neergehaald, zal het onmogelijk zijn om die liefde níét te kennen.

(Toelichtingen door Robert Perry)

 

13. Jij hebt het eind van een oeroude reis bereikt, zonder vooralsnog te beseffen dat ze voorbij is. Je bent nog uitgeput en moe, en het woestijnstof lijkt nog steeds als een wolk voor je ogen te hangen en je het zicht te benemen. Maar Hij die jij verwelkomd hebt, is tot je gekomen, en wil jou welkom heten. Hij heeft lang gewacht om je dit te kunnen geven. Neem het nu van Hem aan, want Hij wil dat jij Hem kent. Slechts een klein muurtje van stof staat nog tussen jou en je broeder in. Blaas er luchtig tegenaan met een vrolijke lach, en het zal uiteenvallen. En wandel de tuin in die de liefde voor jullie beiden heeft bereid.

 

We hebben lang alléén door de woestijn gedwaald en dat heeft ons uitgeput. Maar door onze keuze voor een heilige relatie hebben we de liefde in ons midden uitgenodigd. We hebben een oase in de woestijn bereikt en onze oeroude reis is voorbij.

Maar dat zien we nog niet. Onze ogen zijn nog verblind door het stof van de woestijn. Dat stof is het ego, dat zich manifesteert in het lichaam. Het is ons geloof en onze investering in het lichaam — ons eigen lichaam en dat van de anderen — dat ons verblindt. Maar het ego is niets anders dan een wolkje stof, en het enige wat we hoeven te doen is tegen dit wolkje te blazen, 'luchtig en met een vrolijke lach, en het zal uiteenvallen'. De 'vrolijke lach' is de lach van Jezus en de Heilige Geest, die weten dat het allemaal illusies zijn: het ego, het lichaam, de woestijn en de schijnbaar afgescheiden koninkrijkjes. Wanneer we ons daarvan bewust worden, kunnen we de tuin inlopen die de liefde voor ons allen heeft bereid.

 

Toepassing: Denk aan iemand die je op een afstand houdt — van wie je dus duidelijk afgescheiden bent.

Visualiseer deze afgescheidenheid als een muur tussen jullie beiden.

Vraag in gedachten: 'Wat is de naam van deze muur'?

Zie dan die naam op de muur verschijnen.

Realiseer je dat deze muur niets anders is dan een wolk van stof.

Realiseer je ook dat jouw ware Zelf veel groter en machtiger is dan deze dunne, fragiele stofwolk.

Blaas tegen deze wolk, 'luchtig en met een vrolijke lach', en zie hem uiteenvallen.

Zie dat de persoon die aan de andere kant stond nu omringd is door licht, en dat hetzelfde licht jou omringt.

Loop naar deze persoon toe en omhels hem of haar.

(Toelichtingen door Robert Perry)